Adaptief beleid voor een onzekere toekomst
Het Platform Bedrijven en Kantoren (Plabeka) richt zich op het reduceren van de structurele leegstand van werklocaties in de Metropool Regio Amsterdam. Volgens programmamanager Geert-Jan Put geldt Plabeka als een van de eerste belangrijke samenwerkingen in de Metropoolregio. Inmiddels is uitvoeringsstrategie 3.0 afgerond: ‘Ruimte voor werken in de MRA van morgen: 2017-2030’. Geert-Jan Put over de drempels en deuren binnen de ontwikkeling en uitvoering van deze nieuwe gezamenlijke strategie voor bedrijventerreinen en kantoorlocaties.
“Ik ben ervan overtuigd dat te ver vooruitkijken niet meer kan. Dat is voor mij een argument om te zeggen: je moet toe naar een adaptieve strategie.”
Waarom een Uitvoeringsstrategie 3.0?
De economie verandert zo ontzettend snel dat een herijking nodig was. We zagen in het programma en de beleidsvoorbereiding een aantal punten die wij belangrijk vonden om opnieuw naar te kijken. Uit het vooronderzoek kwam bijvoorbeeld naar voren dat overheden veel beleid hebben ontwikkeld gericht op formele werklocaties, terwijl de grootste groei plaatsvindt op informele werklocaties. Laat dat nou net hetgeen zijn wat we nog niet echt goed in beeld hebben met elkaar. Ik zie heel veel menging (wonen-werken) ontstaan, maar wat gebeurt er precies op die gemengde locaties? Is er nog toekomst voor de formele bedrijventerreinen? Wat betekent dat voor de functies werken en wonen en voor je ruimtelijke inrichting? Ik denk dat het belangrijk is om daar wat grip op te krijgen.
Daarnaast zien we dat er geen behoefte is aan een kaalslag per programma, er is behoefte aan maatwerk. Strategie 2.0 is echt in de crisistijd ontwikkeld en was een saneringsslag. Snoeien om te kunnen bloeien heette die ook. Deze visie was gericht op kwantiteit, maar nu willen we echt naar die kwalitatieve benadering. Ook als er een bepaald gebied is met een voorstel die niet goed verhoudt met de kwantiteit maar met het DNA van dat gebied, moet je daar vol op insteken.
Nu Amsterdam volop voor woningbouwontwikkeling gaat en er waarschijnlijk een uitsorteringseffect plaatsvindt van bedrijven en bedrijventerreinen naar de deelregio’s er omheen, vind ik het een belangrijke taak voor Plabeka om dat in beeld te brengen, overzicht te creëren en te faciliteren waar dat kan.
Jullie willen daar een soort verplaatsing-commissie voor maken?
Klopt. We willen een coördinatieteam in het leven roepen. Niet om actief te acquireren, wel om een overzicht creëren. We hebben ‘latende’ en ontvangende gemeenten. Amsterdam is een latende gemeente; die gaan dingen naar de regio laten. Dan moet je wel weten in welk tempo en over welke tijdsfasering je het hebt; niet elk terrein is gelijk aan de beurt. Bij de ontvangende gemeente is het van belang dat je weet wat je überhaupt in de aanbieding hebt. Kun je al voorbereidende planologische dingen doen als je weet dat er over twee jaar iets aan zit te komen?
Daar kun je best wat coördinerende mechanismen voor gebruiken. Binnen Plabeka moeten we een totaalbeeld hebben en zijn we ook een uitwisselingsplatform waar dingen op tafel komen. Ik ben ervan overtuigd dat dit soort vraagstukken niet meer op gemeentelijk niveau kunnen worden afgehecht, maar op een regionaal niveau met elkaar verbonden moeten worden en dat daar de belangrijke beslissingen moeten worden genomen.
De Uitvoeringsstrategie heeft een tijdsspanne tot 2030. Alle andere visies komen tot 2040. Waarom hebben jullie daarvoor gekozen?
Ik ben ervan overtuigd dat te ver vooruitkijken niet meer kan. Als je kijkt wat er de afgelopen 10 jaar veranderd is dan had niemand dat kunnen voorzien. De woningmarkt, de invloed van automatisering en robotisering, maar ook ontwikkelingen als BREXIT en Trump. Dat is voor mij een argument om te zeggen: je moet toe naar een adaptieve strategie.
“Het gaat er niet zozeer om dat je een beeld hebt van waar we naartoe moeten, het gaat erom dat je in staat bent om heel snel te kunnen schakelen. Dus we moeten adaptief beleid mogelijk maken.”
Als blijkt dat er dusdanig een aantal dingen aan het veranderen zijn zal je ook je bestuurlijke afspraken op basis van voorstellen opnieuw tegen het licht moeten kunnen houden, eigenlijk jaarlijks. Het gaat er niet zozeer om dat je een beeld hebt vanwaar we naartoe moeten, het gaat erom dat je in staat bent om heel snel te kunnen schakelen. Dus we moeten adaptief beleid mogelijk maken.
Dat klinkt als een pleidooi voor meer experimenteerruimte. Wat vind jij van een plek zoals de Maatwerkzone in de Westhaven, waar hier ruimte voor wordt gegeven?
Ik ben daar groot voorstander van. Ik zou willen dat in de MRA veel meer van dit soort plekken komen. Het zou ook een apart actieprogramma binnen de MRA-agenda moeten innemen. Waarom? Wethouders klagen steen en been dat ze dingen mogelijk willen maken, maar dat ze worden tegengehouden door hun eigen regelgeving. Dat staat bepaalde innovatieve projecten en experimenten in de weg.
Eigenlijk zou je binnen de MRA een aantal experimenteerzones moeten inrichten. Waarbij je zegt dit is een gebied waar je dingen gaat ontwikkelen op het gebied van circulariteit, energie, dat soort vraagstukken. Vervolgens ga je zien dat een aantal dingen succesvol worden, die je dan kan gaan verbreden. Maar we hebben te weinig van dat soort gebieden. Er is te weinig plek voor innovatie. Daardoor dreigen we achter te raken op andere gebieden in de wereld die dat wel hebben.
“Wethouders klagen steen en been dat ze dingen mogelijk willen maken, maar dat ze worden tegengehouden door hun eigen regelgeving. Dat staat bepaalde innovatieve projecten en experimenten in de weg.”
Even terug naar de Uitvoeringsstrategie. Daarin staan een hele reeks gebieden die jullie informeel noemen, maar in realiteit staan die allemaal binnen een formeel gebied. Kan je die informaliteit eigenlijk wel meten? Moet je dat misschien niet loslaten?
Bij Plabeka zie je wel heel erg de behoefte om dingen in beeld te brengen. Te weten wat er allemaal gebeurt, en vervolgens kijken op welke manier we dingen kunnen stimuleren of afremmen. Terwijl die informele bedrijvigheid juist gewoon ontstaat en daarmee succesvol is. Dat vinden we lastig. Misschien moet je een stukje onzekerheid maar gewoon accepteren. Misschien zit de oplossing wel in veel meer contacten opdoen met de MKB’s, verenigingen en buurthuizen die zich bezighouden met kleinere activiteiten. Dat je veel meer verbindingen gaat zoeken en in het proces af en toe rond de tafel gaat zitten. Je zult soms ongebaande paden moeten opzoeken om dit soort dingen boven water te krijgen